Hangjongeren
 
datum: 01 mei 2016

In de week waarin we een koude Koningsdag vierden en ik op het oranjebal in Ypestein de vrouw van mijn neef met handschoenen aan een biertje zag drinken, loop ik met mijn hond door de wijk.

‘Wat een troep maken ze er toch weer van.’ Een man van mijn leeftijd staat hoofdschuddend en in zichzelf pratend te kijken naar de blikjes en chipverpakkingen die op de grond liggen. Vóór de prullenbak in plaats van erin. Ik stop naast hem en laat mijn hond zitten. ‘U heeft gelijk,’ zeg ik. Ik begin wat vuilnis op te rapen en deponeer het in de daarvoor bestemde bak.

‘Gaat u de jongelui ook nog helpen door de boel op te ruimen?’ Hij gaat ervan uit dat de troep door puberende jongens is veroorzaakt. Daarin heeft hij waarschijnlijk gelijk, maar het hoeft niet zo te zijn. Ook in ons mooie en rustige Heiloo bevinden zich een aantal daklozen en verslaafden die het ook niet zo nauw nemen met netheid.

‘Tja,’ zeg ik, ‘wij ergeren er ons beiden aan en als we wachten tot een medewerker van de gemeente het opruimt dan is het waarschijnlijk door de hele wijk gewaaid. En ik geloof niet dat degenen die het hebben veroorzaakt het zelf gaan opruimen. Bovendien is het zo, dat hoe meer vuil er ligt, hoe meer men denkt dat het toch niemand interesseert en dan wordt het alleen maar erger. Ik speel zo af en toe golf en als een golfspeler zijn bal op de green laat landen, dan wordt van hem verwacht dat hij het kuiltje van de balinslag met zijn pitchvorkje repareert. Maar niet alleen zijn eigen kuiltje. Het hoort tot de etiketten dat hij ook zoekt naar een tweede inslag en die dan ook repareert. Hij repareert dus ook die van een vorige speler, die het ofwel vergeten is of die hem niet terug heeft gevonden. Zo houd je met zijn allen de green in goede conditie en dat komt ook jezelf ten goede.’

‘Ik snap wat u bedoelt, u heeft gelijk,’ zegt de man en buigt zich voorover om een blikje op te rapen.

Even later zijn we klaar en we kijken tevreden naar het resultaat. De man geeft me een hand. ‘Bedankt, het ziet er weer mooi uit, en ik voel me er ook beter bij. Opgeruimder,’ zegt hij lachend. ‘Een fijne dag nog.’

‘Dat wens ik u ook.’

 

Ik pak de hondenlijn en vervolg mijn wandeling. Op weg naar huis bedenk ik dat het lang geleden is dat ik hangjongeren heb gezien. Natuurlijk ze zijn er nog wel en in Het Loo zijn zelfs hang-ouderen, maar zo’n jaar of tien geleden waren er toch veel meer van die groepjes jongelui die bij elkaar schoolden. Oudere mensen voelden zich bedreigd door de opmerkingen die gemaakt werden. Is het echt minder geworden? Misschien hebben de jongelui wel minder sociale contacten als vroeger. Waarschijnlijk hangen ze tegenwoordig thuis op de bank en bedreigen ze elkaar in plaats van ouderen, maar dan nu op sociale media. Nou ja als dat zo is, dan is er niet zo veel veranderd, dan hebben ze nog steeds sociale contacten en hangen doen ze dan ook nog.